Zet de aardappelen op met ruim gezouten water en kook ze gaar. Giet af en laat ze een minuut of tien drogen in een lauwe oven. Trek de schil van de aardappels en wrijf ze boven een kom door een zeef of haal ze door de pureeknijper. Maak een kuiltje in het midden, voeg het ei, een snuf zout en driekwart van de bloem toe en meng dit snel tot een samenhangend deeg, meng met een deegsnijder. Voeg alleen meer bloem toe als het echt nodig is.
Bestuif het werkvlak met bloem en druk hierop het deeg plat, tot een vierkant van 1,5 centimeter dikte. Snijd het met een mes in repen van 1,5 centimeter. Bestuif je handen met bloem, neem telkens zo’n reep en rol hem tot een dikke sigaar. Neem twee of drie deegsigaren tegelijk en snijd ze in stukjes van 1 – 1,5 cm breed. Bestuif alle deegstukjes met bloem en druk elk stukje tegen de tanden van een vork, zodat ze lijnen krijgen en iets platter worden.