Maak de knolselderij schoon en snijd in dunne plakjes op de mandoline. Stans er met een vormpje vormpjes uit. Rechthoekig of rond, net wat uitkomt. Zet de melk op het vuur. Doe de foelie en kruidnagel en wat zout erbij. Wanneer de melk tegen de kook aankomt de plakjes knolselderij erbij doen. Laat garen tot de plakjes zacht zijn. Haal ze er dan uit en laat uitlekken in een vergiet. Schil terwijl de knolselderij gaart, de appels. Snijd ze in brunoise van 5 mm. Maak een karamel van de suiker en een paar eetlepels water. Wanneer de suiker bruin is, de appelsblokjes erbij doen en een minuut of 5 laten karameliseren boven een zacht vuurtje. Zet dan het vuur uit en doe de appeltjes in een kommetje om niet verder te garen. Ze moeten nog wat beet hebben. Opdienen: Verwarm indien nodig de knolselderij, stapel ze mooi op elkaar. Recht boven elkaar of dakpansgewijs. Bedek de bovenkant met de appel. Bewaar tot opdienen in een warme oven. Garneer met een kruidnagel en een blaadje foelie.